Skip to content

IP-adressen

Om goed te communiceren met andere devices, moeten we wel een standaard manier hebben om packets te versturen naar die devices. Waar de application layer protocols deze standaardisatie regelen op het programma-niveau, gebruiken we IP-adressen als standaard manier om verschillende hosts en andere devices te identificeren binnen een netwerk. Hoe we deze IP-adressen inzetten, zowel op host-niveau met individuele IPv4 en IPv6 adressen, als het gebruik van subnetten om netwerken te identificeren, wordt behandeld in dit artikel.

Adressen

Het is een eeuwenoude vraag: hoe zorg je dat jouw brieven altijd bij het juiste adres aankomen? Al sinds de opkomst van algemene postdiensten (een bij-effect van de opkomst van de geletterdheid van de maatschappij) zoeken organisaties een manier om brieven consequent op de juiste plek te bezorgen. Tot ver in de jaren ‘50 kon je brieven laten bezorgen die erg vaag waren geadresseerd: voor sommige dorpen was het voldoende om het te adresseren aan ‘het groene huis naast de kerk’, simpelweg omdat er maar één groen huis was dat aan die beschrijving voldeed.

Toch zorgt een dergelijk systeem voor veel fouten. Zeker in steden, waar veel mensen woonden, was een meer gestructureerde methode nodig. Halverwege de 19e eeuw werd de postcode uitgevonden. Initieel alleen om wijken binnen London aan te duiden, maar gaandeweg werd het alomvattender. Inmiddels kan je met de combinatie van postcode, huisnummer, én land ervoor zorgen dat je brief bijna altijd bij het juiste adres terecht komt.

Ditzelfde probleem ontstond toen het Internet ging groeien. Het risico dat verschillende netwerken hun eigen adresseringsmethode zouden ontwikkelen was groot. In het beste geval moest je met een groot aantal adresseringsprotocollen rekening houden, in het slechtste geval betekende het dat computers in verschillende landen, elk met hun eigen methode, niet met elkaar zouden kunnen communiceren. Om dit te stroomlijnen werd het Internet Protocol bedacht - een standaard-manier om informatie te verpakken, een host te identificeren, en communicatie tussen netwerken mogelijk te maken. Na een paar pogingen was er een uiteindelijke versie: Internet Protocol version 4, IPv4.

Naast dat dit protocol een structuur bood om datagrams mee te versturen, zoals berichten op de netwerklaag worden genoemd, bepaalde het ook een standaardformat om hosts een unieke identifier mee te geven. Deze standaardstructuur was het IP-adres: vier bytes achter elkaar, elk met een waarde tussen de 0 en de 255, die gezamenlijk een adres vormen. Elke host die met het Internet verbonden was kreeg een eigen adres, zodat anderen ermee konden communiceren. Dit gold voor websites (www.hva.nl gebruikt bijvoorbeeld het IP-adres 145.18.11.151), maar ook voor individuele computers.

Meer informatie

Bronnen

  • Kurose, J.F., Ross, K.W. (2022). Computer Networking: A Top-Down Approach. Pearson