Skip to content

Opdracht 11 Input & Output

Je kunt behalve informatie naar de terminal uitprinten via de functie print(), ook informatie vanuit de terminal in je programma krijgen. Dat doe je door gebruik te maken van de functie input().

Voorbeeld:

name = input(f"Wat is je naam: ")
print(f"Wat is {name} een bijzondere naam zeg!")

Schrijf een programma dat de oppervlakte en de omtrek van een rechthoek uitrekent.

  1. Gebruik aparte variabelen in je programma die je nodig hebt om de oppervlakte en omtrek te berekenen.
  2. Laat de gebruiker de hoogte en de breedte van de rechthoek opgeven. Gebruik hiervoor de functie input() en de f-string.
  3. Je programma moet de oppervlakte en omtrek uitprinten.