Opdracht 11 Input & Output¶
Je kunt behalve informatie naar de terminal uitprinten via de functie
print()
, ook informatie vanuit de terminal in je programma krijgen.
Dat doe je door gebruik te maken van de functie input()
.
Voorbeeld:
Schrijf een programma dat de oppervlakte en de omtrek van een rechthoek uitrekent.
- Gebruik aparte variabelen in je programma die je nodig hebt om de oppervlakte en omtrek te berekenen.
- Laat de gebruiker de hoogte en de breedte van de rechthoek opgeven.
Gebruik hiervoor de functie
input()
en de f-string. - Je programma moet de oppervlakte en omtrek uitprinten.