Skip to content

Track 3 - Oefenopdracht - Strings: Vervolg

Codelab

Voer het volgende commando uit in je startproject:

npx @hboictcloud/codelab-cli new programming/3-strings-vervolg

Beschrijving

Met de Strings-oefenopdracht uit Track 2 heb je al met strings gewerkt. In deze oefenopdracht gaan we dieper in op het gebruik van strings, met name hoe ze kunnen worden gebruikt in de condities van if-statements.

Maak een kopie van de code van Strings-oefenopdracht uit Track 2 en maak de volgende aanpassingen:

  1. Vraag de gebruiker om een derde zin van 3 woorden en sla deze zin op in één variabele.
  2. Voer een aantal handelingen uit op de zin.

Hieronder een voorbeeld van input/output van de applicatie na de wijzigingen. Input die de gebruiker invoert is onderstreept.

Geef een zin van 3 woorden: Programming is leuk
Aantal karakters in de zin: 19
De eerste letter van de zin: P
Het eerste woord van de zin: Programming
De zin in hoofdletters: PROGRAMMING IS LEUK

Geef een tweede zin van 3 woorden: oefenen is noodzakelijk
Aantal karakters in woord 1: 7
Aantal karakters in woord 2: 2
Aantal karakters in woord 3: 12
De eerste letter van woord 1: o
De eerste letter van woord 2: i
De eerste letter van woord 3: n
De zin in hoofdletters: OEFENEN IS NOODZAKELIJK

Geef een derde zin van 3 woorden: programming is leuk
zin 3 is niet gelijk aan zin 1
zin 3 is gelijk aan zin 1 als we hoofdletters negeren
het woord "oefenen" komt niet voor in zin 3
het woord "is" komt wel voor in zin 3
het woord "noodzakelijk" komt niet voor in zin 3

Stappenplan

  1. Maak een kopie van je code van de Strings-oefenopdracht uit Track 2 en open deze voor bewerking.
  2. Vraag de gebruiker om nog een zin van 3 woorden en sla deze op in één variabele.
  3. Test of de eerste zin en de derde zin gelijk zijn aan elkaar.
  4. Tip! Gebruik de === operator om de zinnen te vergelijken.
  5. Test of de eerste zin en de derde zin gelijk zijn aan elkaar wanneer er geen rekening wordt gehouden met hoofdletters en kleine letters.
  6. Tip! Gebruik toLowerCase op beide zinnen voordat je === gebruikt om ze te vergelijken.
  7. Test of het eerste woord van de tweede zin voorkomt in de derde zin.
  8. Test of het tweede woord van de tweede zin voorkomt in de derde zin.
  9. Test of het derde woord van de tweede zin voorkomt in de derde zin.
  10. Tip! Gebruik de methode includes om te controleren of een woord in de zin voorkomt.

Richtlijnen bij coderen

  • Zorg dat je naam en het doel van het programma bovenin staan.
  • Gebruik de juiste inspringing (indentation) bij de lay-out.
  • Let op juist gebruik hoofdletters en kleine letters.
  • Gebruik goede namen.
  • Voeg waar nodig commentaar toe dat inzicht geeft in je code.